MENU
Door Nicoline van der Sijs

Andries Pels

Toneel- en taaltheoreticus

De Amsterdamse advocaat Andries Pels (1631-1681) schreef gedichten en toneelstukken, maar is vooral bekend geworden als mede-oprichter (in 1669, samen met de arts Lodewijk Meijer) en woordvoerder van het kunstgenootschap Nil Volentibus Arduum (‘Niets is moeilijk voor hen die willen’). De leden discussieerden wekelijks over toneel en dichtkunst, maar ook over filosofie: enkele leden (onder wie Meijer) hadden nauwe banden met Spinoza. 

Pels had vooral uitgesproken ideeën over het Nederlandse toneel, en propageerde een strakke structuur met eenheid van handeling, plaats en tijd, in het voetspoor van het Frans-classicisme. Hij keek neer op boertige en platte kluchten als die van Bredero, en op het populaire drama van Jan Vos. Ruwe uitdrukkingen, vloeken en grofheden op het toneel moesten volgens hem vermeden worden.Vondel beschouwde hij als navolgenswaardig, behalve de stukken die op bijbelse stof waren gefundeerd, want dat leverde in Pels’ ogen een ongeoorloofde vermenging op van de religieuze sfeer met die van de schouwburg. Zijn visie leverde hem evenveel vrienden als vijanden op. 

Behalve in literatuur waren de leden van Nil geïnteresseerd in kwesties rond de Nederlandse taal en spelling. Een aantal ‘vermaarde leden’ van het kunstgenootschap, onder wie Pels, stelde omstreeks 1677 een spraakkunst op die was bedoeld voor de openbare scholen van Amsterdam. Hierbij namen ze de in 1660 in Frankrijk verschenen Grammaire générale et raisonnée tot voorbeeld, een algemene of universele grammatica die niet de beschrijving van één bijzondere taal tot onderwerp had. Het werk werd door de dood van de auteurs niet voltooid, en kwam niet veel verder dan een deel over de spelling. Dit werd pas in 1728 uitgegeven, maar de voorgestelde spellingsregels werden wel (zij het niet consequent) toegepast in de werken die het genootschap na 1677 publiceerde. Opvallend was vooral het gebruik van accenten op helder uitgesproken e’s en scherpe o’s, wat leidde tot spellingen als én, regént, hérstél, blyspél, nóch. Op deze manier wilde men het woordaccent beter laten uitkomen, wat in gedichten en toneelstukken uiteraard van belang is. De keuze om hiervoor accenttekens te gebruiken is waarschijnlijk beïnvloed door het Frans, dat voor de leden van het genootschap als voorbeeld van beschaving gold. Andere bijzonderheden van de Nil-spelling waren het weglaten van de overbodige letters c, h en t in combinaties die traditioneel gespeld werden als gh, dt, ck, en het vervangen van de letters c (behalve in de combinatie ch), q en x in Nederlandse woorden door s, k, kw of ks: men spelde dus kwam, wakker in plaats van quam, wacker. 

Lange tijd zijn de letterkundige activiteiten van Pels en de Nil-leden negatief beoordeeld, maar inmiddels vindt een herwaardering plaats. Hun taalkundige werk verdient die ook: in veel opzichten liepen ze voor de troepen uit. 

Verder lezen

Andries Pels, 1973. Q. Horatius Flaccus dichtkunst op onze tijden en zeden gepast. Ed. M.A. Schenkeveld-van der Dussen.

Anna de Haas, 1997. ‘Frans-classicisme en het Nederlandse toneel, 1660-1730.’ De Achttiende Eeuw 29.

Terug naar de artikelen