MENU
Door Lieke van Deinsen

IJsbrand Vincent

Letterdief en literair executeur-testamentair

In de coulissen van het vroeg-achttiende-eeuwse toneel staat de Amsterdamse papierhandelaar IJsbrand Vincent (1641-1718). Vaak houdt hij zich op de achtergrond, maar op een zeker moment in zijn literaire loopbaan vervult hij de vooraanstaande publieke functie van regent van de Amsterdamse Schouwburg. Daarnaast onderhoudt hij warme contacten met het Antwerpse uitgeverstelg Moretus en correspondeert hij regelmatig met de beroemde graveur Bernard Picart. Zijn dochter Anna zal in 1712 zelfs – zij het niet tot enthousiasme van vader IJsbrand – met deze prentensnijder in het huwelijksbootje stappen. Maar Vincent zal vooral de literatuurgeschiedenis ingaan als ‘letterdief’ en als ‘executeur-testamentair’ van het in de laatste decennia van de zeventiende eeuw toonaangevende Amsterdamse genootschap Nil Volentibus Arduum (‘Niets is moeilijk voor hen die willen’).

In 1690 raakt Vincent in opspraak als hij onder de naam van het genootschap een vertaling van Molières blijspel l’École des Maris (1661) in de Amsterdamse Schouwburg laat opvoeren. Zoals gebruikelijk ziet de tekstuitgave vrijwel gelijktijdig het licht. Voor dit werk, met de titel De listige vryster, of de verschalkte voogd blijkt Vincent zich wel bijzonder vaderlijk te hebben ontfermd over het ongepubliceerde werk van vertalend tijdgenoot Pieter Verlove. Als niet veel later ook Verloves vertaling van de drukpers rolt, volgt dan ook een harde uithaal naar Vincents werkwijze. In de voorrede van zijn Steiloorige Egbert, of De twee ongelijke broeders geeft Verlove een gedetailleerde schets van de voorgeschiedenis die uiteindelijk zou leiden tot de publicatie van de twee vrijwel woordelijk overeenkomende vertalingen. Op een zekere dag zou Vincent hem een vluchtige en verre van voltooide prozavertaling van het blijspel hebben gezonden. Verlove stuurde de schouwburgregent hierop ter lezing zijn berijmde vertaling. Zonder enige scrupules had Vincent zich deze vertaling toegeëigend en haar als een werk van Nil Volentibus Arduum in druk laten verschijnen.

Het zou niet niet de laatste keer zijn dat Vincent zo te werk ging: hetzelfde jaar laat hij het door acteur Jacob van Rijndorp vertaalde toneelspel De geschaakte bruid of verliefde reizigers, een vrije vertaling van het Franse blijspel Les carosses d’Orléans (1680), eveneens onder auspiciën van het genootschap verschijnen, zonder melding te maken van de eigenlijke vertaler.

Dergelijke akkevietjes hebben Vincent er niet van weerhouden nog decennialang als woordvoerder van Nil volentibus Arduum op te treden. Met het fortuin dat hij maakt in de papierhandel wijdde hij zich bovendien aan het verankeren van de literaire nalatenschap van het genootschap. De eerste decennia van de achttiende eeuw zien dan ook een ongekende stroom van (her)uitgaven van de werken van Nil Volentibus Arduum. Als Vincent in 1718 zijn laatste adem uitblaast, dooft, op een enkele stuiptrekking na, ook het vuur van het genootschap definitief.

Verder lezen

K.M. Lindhout, 1990. `Al moet ik nu én dan in u een’ misslag wraaken. Frans-classicisme in De bekeerde alchimist.’ Literatuur 7.

Frans A. Janssen e.a., 2004. `Van rood, wit en Blaeu: de weduwe Moretus koopt nieuwe letter via Ysbrand Vincent (1706).’ In: Chris Coppens e.a. (eds.), E codicibus impressisque: opstellen over het boek in de Lage Landen voor Elly Cockx-Indestege (p. 477-490).

Terug naar de artikelen