MENU
Door Martine van Elk

Jetske Reinou van der Malen

‘Myn veder beeft’

De Friese Jetske Reinou van der Malen (1681-1752) krijgt, zoals veel van de dichters en dichteressen in het Panpoëticon, tegenwoordig nauwelijks aandacht van literatuurcritici en historici. Toch zijn haar gedichten interessant, onder meer  vanwege haar ambitie om zich een breed lezerspubliek aan te spreken, zonder daarbij haar persoonlijke identiteit te verhullen.

Van der Malen kwam uit een welvarende familie. Ze maakte deel uit van een groepje piëtistische Friese schrijfsters, maar schreef daar niet expliciet over. Wel geeft haar bundel Zede- Mengel-, en Lijkgedichten een goede indruk van haar levensvisie. Naast stichtelijke beschouwingen over de bijbel en over zonde en dood vinden we er gedichten over actuele gebeurtenissen, zoals de koeiensterfte en overstromingen. Ook mengt Van der Malen zich in politieke kwesties, iets wat door veel tijdgenoten minder gepast werd geacht voor een vrouw.

Van der Malens carrière als dichteres begon in 1713 met publicatie van een tweetal gedichten over de dood van Johan Willem Friso en de Vrede van Utrecht. In 1728 publiceerde ze haar enige bundel. Interessant is haar gedicht bij het overlijden van de veel bekendere Katharina Lescailje (1649-1711). Daarin prijst ze Lescailje in zowel algemene als meer persoonlijke bewoordingen. Lescailje was, schrijft ze,

Geboren om haar vaderland,
En haar geslacht ter eer te leeven.
Niet meer…. Helaas! myn veder beeft:
Niet meer tot steun der Dichtkunst leeft.

Hoewel ze herhaaldelijk te kennen geeft te spreken in naam van alle dichters, stelt ze ook haar emotie ten toon; haar “veder beeft” maar toch voltooid ze haar gedachte over te waarde van Lescailje in literaire zin. Ze besluit met de verzuchting,

Ach was haar dichtgeest en verstand
My aangeërft by haar verscheiden!

Ondanks dit moment van bescheidenheid, was Van der Malen bekend genoeg in haar eigen tijd om in het schrijverskabinet opgenomen te worden. Ze verdient onze aandacht als voorbeeld van een vrome, ambitieuze dichteres met een sterke persoonlijkheid die doorklinkt in haar gedichten.

Verder lezen

Annelies de Jeu, 2000. ’t Spoor der dichteressen. Netwerken en publicatiemogelijkheden van schrijvende vrouwen in de Republiek (1600-1750).

Jannie van der Kloet, 2014. “Malen, Jetske Reinou van der.” Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland.

Terug naar de artikelen