MENU
Door Ton van Strien

Joannes Antonides vander Goes

Vondels zoon

Wie hoort niet in dit rijtje thuis: Hooft, Vondel, Huygens, Antonides? Een recente uitgave van Antonides’ magnifieke Ystroom ten spijt, lijkt het tegenwoordig geen moeilijke vraag. Rond 1700 lag dat anders, en nog een eeuw later stond Antonides (1647-1684) niet of nauwelijks lager aangeschreven dan de `grote drie’ waarvan we de namen nog kennen. Zijn vroege dood kwam als een schok voor iedereen die de Nederlandse poëzie een warm hart toedroeg.

Dichten zat in de familie: vader Anthoni Jansen (ca. 1626-1699) schreef verschillende bundels met vooral stichtelijke poëzie. Net achttien jaar oud schreef Jan Antonisz. (al spoedig gelatiniseerd tot Joannes Antonides, vander Goes naar zijn geboorteplaats Goes) een treurspel over de val van de laatste Ming-keizer van China: Trazil. Vondel, die met dezelfde stof bezig was, kreeg het handschrift onder ogen en ontleende er een versregel aan voor zijn eigen drama, Zungchin (1667), wat als een groot compliment beschouwd mocht worden. Antonides’ loflied op de Vrede van Breda (Bellone aen bant, 1667) beloonde Vondel met de uitspraak dat hij een zoon in de kunst had gevonden. Door een gefortuneerd bewonderaar werd de eenvoudige leerling-apotheker vervolgens in staat gesteld te promoveren in de medicijnen en aan een comfortabele betrekking en een goed huwelijk geholpen.

De grote sensatie werd De Ystroom (1671), over het Amsterdamse IJ. Het is een `stroomdicht’ in de traditie van Ausonius’ Mosella (`De Moezel’, 4e eeuw) en vooral Vondels Rijnstroom (ca. 1630), maar veel omvangrijker dan al zijn voorgangers en zoveel uitbundiger met dichterlijke vondsten en vrijheden opgesierd dat, zoals zijn biograaf in 1714 schreef, `de werrelt in hare eerste opgetogenheit riep dat de kunst nu in dezen jongen helt haer hoogsten top bereikt had’. Toch was er ook wel kritiek, met name van de kant van het Frans-klassicistisch georiënteerde dichtgenootschap Nil Volentibus Arduum, opgericht in 1669. Antonides was daar direct lid van geworden, maar de wijze waarop zijn verzen in die kring werden gefileerd beviel hem niets. Ook stoorde hij zich aan de kritiek op Vondel. Na zijn vertrek schreef hij een satire, Marsyas, waarin hij een van de voormannen van Nil, Andries Pels, neerzette als de domme Marsyas, die vanwege zijn kritiek op de god Apollo levend van zijn pels was beroofd.

Na de Ystroom droogden de grote projecten wat op. Een voorgenomen epos over het leven van de apostel Paulus kwam niet van de grond. Wel bleef Antonides een vruchtbaar en ongetwijfeld ook veelgevraagd gelegenheidsdichter, met welluidende verzen op bruiloften, verjaardagen, sterfgevallen enzovoort die Nederlandse dichters tot ver in de achttiende eeuw tot model zouden dienen.

Verder lezen

Jan Bloemendal (red.), 2015. Joannes Antonides’ Ystroom. Vondeliaans – onweerstaanbaar – klassiek. Lezingen gehouden op 25 september 2015 bij de presentatie en de webeditie van het gedicht.

Joannes Antonides vander Goes, 2015. De Ystroom. Webeditie.

Terug naar de artikelen