MENU
Door Lieke van Deinsen

Joannes Badon

De vergeten portretdichter

Over Johannes Badon (1706-1790) is niet veel meer bekend dan dat hij in 1773 ‘Oud-Burgemeester der Stede Vlaerdinge en Ontvanger der Convooyen en Licenten’ was. In die functie is hij althans te vinden op de intekenlijst van de bundel Arnoud van Halen’s Pan Poëticon Batavûm, verheerlykt door lofdichten en byschriften, die dat jaar werd uitgegeven door het kunstgenootschap Kunst wordt door arbeid verkregen. In 1774 wordt zijn portret geschilderd door Nicolaas Reyers en onder het toeziend oog van de leden van het genootschap bijgezet in het Panpoëticon Batavûm.

De eer om plaats te nemen tussen de literaire kopstukken in het houten kabinet dankte Badon vermoedelijk vooral aan de gedichten die hij op auteursportretten schreef. Na 1780 gaf hij er een verzameling van uit in de bundel Bijschriften op afbeeldingen van Nederlandsche dichters en dichteressen: in totaal 76 gedichten uit de jaren 1760 en ’70. Deels zijn ze geschreven bij portretten in het Panpoëticon, en zo bezong Badon ook zijn eigen portret in die collectie:

Op mijne afbeelding

Door ’t fiksche Kunstpenssel van Reyers dus naar ’t leven,
In mijnen herfsttijt, afgemaald,
Wil ’t Leydsch Genootschap mij ook plaats in ’t eerchoor geven,
Waar ’t Dichterdom met luister praalt;
Doch ik, van trotschen waan noch hovaerdij bezeten,
Raade u, o Vrienden! doet zulks niet;
Of zet mij ’t laagste, of in ’t verschiet:
Een hooge gloriezang voegt Neêrlants Hooftpoëten.

Joannes Badon, ‘Op mijne afbeelding’, in: Byschriften op Afbeeldingen van Nederlandsche Dichters en Dichteressen’, 178X.

Wat Badons dichterlijke nederigheid betreft lijken de meeste lezers hem gelijk te hebben gegeven. Als de literatuurgeschiedschrijver Jeronimo de Vries zich in 1810 vluchtig over diens werk (en dat van zijn schrijvende vrouw Clara Ghyben, 1708-1747) buigt, komt hij tot de conclusie dat Badons gedichten, ondanks de ‘gladde versificatie’, ‘weinig of gene waarde’ hebben. Op dat oordeel is tot op heden niemand teruggekomen.

 

Verder lezen

Peter Altena, 1998. ‘Badon, het Panpoëticon, en Weyerman’. Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman 21.

 

 

Terug naar de artikelen