MENU
Door Sophie Reinders

Karel van Mander

Twee geesten in een lijf

Als íemand in het Panpoëticon past, dan is het Karel van Mander (1548-1606), aldus Lambert Bidloo:

[…] dubb’le roem in ’t Panpoëticon,
En thoond, wie waardig is met dubbelde Lauwrieren
Door uwe kunst, en gunst zyn Beeldenis te çieren.
Als Schilder, en Poëet, twee Geesten in een lyf

Van Mander verdiende de dubbele laurieren vanwege zijn dubbeltalent: hij was schrijver  (‘poeet’) én schilder. Van Mander werd geboren in het Vlaamse Meulebeke. Na het doorlopen van de Latijnse school was hij schildersleerling geworden en bracht het grootste deel van zijn studietijd door in Rome. Net zoals diverse andere schilders uit de Nederlanden in de zestiende eeuw deden, ging hij op reis naar Italië om daar de klassieke beeldtaal te bestuderen. Mythologische voorstellingen werden steeds populairder en het was zaak deze correct weer te geven. Niet iedere schilder kon zich echter een studiereis naar Italië veroorloven en niet iedere schilder beheerste het Latijn. Van Mander besloot daarom tot het schrijven van wat zijn belangrijkste boek geworden is: het Schilder-boeck. Het werk verscheen in 1604 en was nadrukkelijk bedoeld als handleiding voor schilders die verhalen uit de klassieke mythologie wilden afbeelden. Van Mander nam er daarom niet alleen lessen in op over de renaissancistische schildertechnieken die hij had geleerd in Italië, maar gaf ook uitleg bij de mythologische verhalen uit Ovidius’ Metamorphoses. Bidloo prijst de manier waarop Van Mander andere schilders onderwees:

Vaar voort, myn Digt-lust, roem van Manders Een is noodig!
Treed herwaards, Schilders, zie, wie was zoo overboodig
In ’t onderwyzen, uyt zyn gulle liefde, en gunst,
In veele uytmuntende Grond-regelen der Kunst,
Uyt zyne ervarendheyd der Studien in Romen

Voor het schrijven van het Schilder-boeck was Van Mander gesponsord door de vroedschap van Haarlem. In 1583 had hij zich in die stad gevestigd en van zijn werkplaats een academie gemaakt.

Onder Van Manders leerlingen bevonden zich onder anderen zijn zoon (Karel van Mander II) en Frans Hals. Van Van Manders eigen hand zijn slechts circa dertig schilderijen bekend, maar zijn nalatenschap en invloed als theoreticus zijn groot. Van Manders publicaties over kunst en kunstenaars vormen nu voor ons een belangrijke kunsthistorische bron en waren ook in zijn eigen tijd al beroemd. Met Van Mander in de hand konden lezers Griekse en Romeinse voorbeelden evenaren en wie weet… aanspraak maken op een eigen plaats in het Panpoëticon.

Verder lezen

Hessel Miedema, 2001. `Karel van Manders tijd.’ De Zeventiende Eeuw 17.

 

Terug naar de artikelen