MENU
Door Lieke van Deinsen

Petrus Schaak

De anonieme aanklager

Petrus (of Pieter) Schaak werd in 1633 in Leiden geboren en stierf in 1708 in Amsterdam. In de tussentijd zou hij geen naam maken als literair schrijver en in de grote literatuurgeschiedenissen bleef hij vervolgens onvermeld.

Schaak studeerde theologie in de Sleutelstad. Daar volgde hij colleges bij enkele van de meest toonaangevende godgeleerden van zijn tijd: Frederik Spanheim (1600-1649), Jacobus Trigland (1583-1654), Abraham Heidanus (1597-1678) en Johannes Coccejus (1603-1669). Na het afronden van zijn studie aanvaarde hij het predikantsambt. Het was het begin van een lange en vruchtbare dienstbetrekking. Meer dan vijftig jaar zou Schaak zich toeleggen op het verkondigen van het woord Gods, eerst in een kleine gemeente in Brabant, later – na omzwervingen via onder meer Enkhuizen, Bovenkarspel en Alkmaar – in Amsterdam. Aldaar bekleedde hij vanaf 1692 eveneens de functie van stadsbibliothecaris.

Dat Schaaks portret in 1743 werd bijgezet in het kabinet, had echter naar alle waarschijnlijkheid weinig met deze godsvrucht van doen. Vermoedelijk had de predikant zijn toetreding eerder te danken aan het feit dat hij – zij het verscholen achter het motto ‘All Verr ’t Best’ – een tweetal leesdrama’s had gepubliceerd. In 1664 verscheen Ariodant en Polines, of Verloste onnoselheyt en tien jaar later Steyl-oor, of De Schijnheylige bedrieger (1674). Met name het laatste stuk bleek een succes. Schaaks Steyl-oor was de eerste Nederlandstalige bewerking van Molières beroemde en beruchte blijspel Le Tartuffe ou l’Imposteur dat na verschijning in 1669 opschudding onder het Franse publiek had veroorzaakt. De populariteit van de Nederlandse bewerking lag besloten in het feit dat Schaak de stof van het Franse stuk aanpaste aan de Nederlandse context. Waar Molières geslepen drama een ondubbelzinnige aanklacht tegen de schijnheilige katholieke geestelijkheid was, richtte Schaak zijn pijlen op een huichelende protestant die de gereformeerde kerk moedwillig in gevaar bracht. Voor de oplettende lezer was het al snel duidelijk dat de “Steyl-oor” in kwestie, predikant en sekteleider Jean de Labadie (1610-1674) betrof. Met diens radicale ideeën tot de stichting van een zuivere kerk was De Labadie bij een groot aantal conflicten in de Republiek betrokken en het mikpunt van publieke spot en hoon geworden. Het publiek smulde van de anonieme aanklacht. Al binnen enkele jaren rolde een tweede druk van de persen. Een derde, met in de voorrede een ondubbelzinnige toespeling op de identiteit van de auteur, volgde na Schaaks dood.

Ter gelegenheid van de plaatsing van Schaaks beeltenis in het Panpoëticon ontving De Roode van Schaaks zoon Gerard een uitvoerige levensbeschrijving van de geportretteerde. Naast een plichtmatige schets van diens loopbaan bevat de biografie tal van vermakelijke wetenswaardigheden over Schaaks leven. Wat te denken van de opmerking dat hij zo klein schreef dat zelfs ‘een goed vergrootglas zijn schrift niet kenbaar [kon] maken’ of van het feit dat hij vanaf zijn vijftigste geplaagd werd door ‘vrij kloeke’ nierstenen, eentje ‘de grootheyd van een hoenderey’. Het probleem loste zich op wonderbaarlijke wijze vanzelf op. Maar dat was allemaal niet waarom zijn vader herinnerd moest worden. Na zijn dood trof zoon Gerard onder zijn vaders paperassen “een predikatie in verzen” waardoor hij diep getroffen werd. Het werk was ‘groot en klaar genoeg geschreeven, en in een stijl en rijmtrant gelijkende na die van Hooft of Huygens, kort van woorden, en rijk van zaken’. Mogelijk ging met Schaaks overlijden toch een grotere dichter verloren dan lang is aangenomen. Als we zijn zoon althans op zijn woord kunnen geloven.

 

Verder lezen

Over Petrus Schaak is heel weinig geschreven. De levensbeschrijving van zijn zoon is opgenomen in het album van Michiel de Roode dat zich tegenwoordig in de Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience bevindt en integraal digitaal te lezen is. Zie aldaar lemma 206.

 

Terug naar de artikelen