MENU
Door Peter Altena

Sybrand Feitama

De Tolk van Fénelon

Halverwege de achttiende eeuw beschouwden veel liefhebbers en beoefenaren van de vaderlandse poëzie  Sybrand Feitama (1694-1758) als een van de grootste dichters van de Nederlandse literatuur. Zo’n 25 jaar na zijn dood publiceerde Jan de Kruyff een levensbeschrijving van Feitama, die gloeide van verering. In het begin van de negentiende eeuw was er van zijn roem niets meer over.

Feitama was ongeschikt om predikant te worden en in de handel had hij niet veel zin. Gelukkig bood een familiekapitaal, door doopsgezinde ijver vergaard, uitkomst en kon hij zich in zijn geboortestad Amsterdam wijden aan de poëzie en de tekenkunst. Hij volgde de lessen van Nil Volentibus Arduum en bepaalde zich de meeste jaren tot het vertalen van Franse toneelstukken (onder meer werken van  Thomas Corneille en Voltaire). Hij bracht het tot twaalf toneelvertalingen. In zijn werk hield hij niet op om zichzelf en de door hem vertaalde auteurs te verbeteren, ‘beschaven’ heette dat in die tijd. Niet alleen duurde het jaren voordat een werk af was, maar als het gedrukt was, was het voor Feitama eigenlijk nog niet klaar.

Zijn grootste faam behaalde hij met de vertaling van het heldendicht Les aventures de Télémaque (1699) van François Fénelon. Zijn Telemachus kwam uit in 1733. Het proza van Fénelon zette hij om in verzen. Zijn opvatting dat een voorbeeldig epos uit dichtregels diende te bestaan, werd door veel Nederlandse aanhangers van het Frans-classicisme gedeeld. In zijn vertaling verhielp hij zo het gebrek van Fénelon. Zijn vertaling heette daarmee superieur aan het Franse origineel.

Heel veel oorspronkelijk werk publiceerde hij niet. Wat dan verscheen, droeg niet zijn naam, maar een zinspreuk: Studio Fovetur Ingenium. Dat was voor de goede verstaander duidelijk genoeg. De eerste letters van die spreuk correspondeerden met die van zijn naam: Sybrand Feitama Isaaksz. In die spreuk legde hij ook zijn artistiek programma neer: natuurlijke aanleg (ingenium) was belangrijk, maar talent alleen was niet voldoende. Vervolmaking vergde oefening, ijver, studie en beschaving. Het is vooral vanwege dat beschavingsideaal dat Feitama bewonderd werd en een eeuw later, toen oorspronkelijkheid een deugd werd, onherroepelijk verguisd en vergeten werd.

In het Pan herinnerde een versje aan Feitama’s gouden dagen en grote roem als ‘tolk van Fenelon’:

Dit ’s de Amstel-Aristarch, de Tolk van Fenelon,
In wien we ’t vuur der kunst zien van Voltaire spelen;
Ja FEITAMA, vermaard in Dicht- en Treurjuweelen,
Verdiend een hooge plaats op Neêrlants Helikon.

 

Verder lezen

W.A.P. Smit, 1983. `Feitama’s “Telemachus“.‘ In: Kallope in de Nederlanden. Het Renaissancistisch-klassicistische epos van 1550 tot 1850.

Terug naar de artikelen