MENU
Door Ivo Nieuwenhuis

Willem Godschalck van Focquenbroch

Achter een rookgordijn

Rondom jonggestorven kunstenaars hangt vaak een zweem van romantiek. Dat geldt ook voor Willem Godschalck van Focquenbroch (1640-1670). Reeds op dertigjarige leeftijd stierf deze van oorsprong Amsterdamse arts en dichter aan de West-Afrikaanse Goudkust, in het huidige Ghana, waar hij sinds enige jaren douaneambtenaar in dienst van de West-Indische Compagnie was. Als schrijver stond hij vooral bekend om zijn humor en zelfspot.

Focquenbroch introduceerde het genre van het burleske in de Nederlandse literatuur. Dit genre kwam oorspronkelijk uit Italië, maar werd in de zeventiende eeuw door heel Europa beoefend. Het betrof een soort literair spel met hoge en lage schrijfstijlen: verheven onderwerpen werden in platvloerse taal beschreven, banale thema’s op een verheven manier gepresenteerd. Zo ontstond een komische omkering. Focquenbroch paste deze techniek vooral toe op de liefdeslyriek. Dit leidde tot verzen zoals het onderstaande.

Aan Klorimene

Toen u myn zuchten steets myn liefde kwamen melden,
Die ik herkomstig zwoer uit uw volmaakt gezicht;
Toen ik geen godheid had dan u en ’t minnewicht,
Die ik tot Afgoôn van myn ziel en zinnen stelde.

Toen ik in proos, en vaars uw groote glans vertelde,
Die ik veel schoonder vond dan ’t hemels zonnelicht.
Toen my de weêdom van een doodelijke schicht,
Gelyk gy denken moogt, met duizent pynen kwelde.

Ja, toen myn tranen, als getuigen van myn smart,
Verzelschapt met een tal van zuchten uit myn hart,
U scheenen ’t aldermeest myn liefde uit te leggen.

Toen deed ik, Klorimeen, al eveneens als nu,
Dat is (om u in ’t eind de waarheid op te zeggen)
Ik lagchte in myn geest, en schoor de gek met u.

Dit soort gedichten komen we tegen in de drie bundels met verzameld werk van zijn hand, verschenen onder de titel Thalia, of geurige sang-godin (1664, 1668, 1678), verwijzend naar de muze van het blijspel. Daarnaast schreef Focquenbroch ook diverse vertalingen en bewerkingen van buitenlandse burleske werken, waarvan het toneelstuk De min in ’t Lazarushuis (1669) waarschijnlijk de bekendste is.

Behalve om zijn humor staat Focquenbroch bekend om zijn melancholie. Hij schreef dan ook diverse mistroostige gedichten en zijn lijfspreuk was ‘Fumus gloria mundi’: rook is de roem van de wereld.  Mede op grond hiervan heeft Focquenbroch de reputatie opgebouwd van een getroebleerd kunstenaar, voor wie humor slechts een medicijn was om de zwaarmoedigheid te verdrijven. Zijn vroege sterven en het feit dat hij, naar eigen zeggen, ongelukkig was in de liefde, droegen evenzeer bij aan dit imago.

Het is uiteindelijk moeilijk om hier waarheid en fictie van elkaar te scheiden.  Duidelijk is wel dat het imago van getroebleerdheid zijn blijvende bekendheid als dichter sterk bevorderd heeft.

Verder lezen

E.M. Beekman, 1997. The crippled heart, An Introduction to the Life, Times and Works of Willem Godschalck van Focquenbroch.

René van Stipriaan, 2006. `De mythe van de miskenning. De grillige roem van Willem Godschalck van Focquenbroch.’ In: Praagse perspectieven 4.

Terug naar de artikelen