MENU

Pieter de la Rue

Rekenmeester en dichter

Middelburg 1695 – Middelburg 1770
Schilder
Jan Maurits Quinkhard
Datering
1735
Vindplaats
Huidige verblijfplaats Panpoëticon-portret (geschilderd naar het leven) onbekend
DBNL-profiel

Aan den Heere Michiel de Roode.
By gelegenheid dat ik my op zyn aanhoudend verzoek, ter vermeerdering van zyn Pan Poëticon, 
Door den wakkeren Portraitschilder J.M. Quinkhard in het klein liet schilderen. 

Waarheen vervoert u d’overmaat
Van onverdiende gunst’,
De Roode! om Quinkhards kunst
Te laaten treffen myn gelaat,
En dat te plaatsen by
Uw’ Neêrlands Digterry:

Die Digterry in vroeger’ tyd,
’t Werk van Van Halens hand,
Dog nu in beter’ stand
Gebragt, en veel vermeerd door vlyt
En kosten, die gy mild
Daar aan besteeden wilt?

Gy drongt, met vriendelyken dwang,
Slechts op ’t gezicht belust,
My, ganschlyk onbewust
Van ’t oogmerk, dat ge reeds voorlang
Genomen hadt, om my
Te zien in schildery.

Ik had (gy weet het uit myn’ mond)
Nooit lust, dat ik in prent
By yder wierd bekend,
En veil dus voor elks oogen stond;
Schoon iemand heuschlyk dat
My aangeboden had.

Dog wie kon zulk een’ dwang weêrstaan,
Wie had zoo hard een’ borst
Dat hy vlak weigren dorst
Een’ eereblyk, hem aangedaan,
Door ’t plaatsen by de bloem
Der Dichtren, hoogst in roem?

Uw kabinet houd hen bedekt
Voor ’t oog van ’t wust gemeen;
Maar toont hen aan elkeen’
Die, door een’ zugt tot kunst gewekt,
Veel’ Mannen, groot van naam,
Daar ziet gebragt te saam’.

Hoofddigters van den eersten bloei
Der Digtkunst’ vind men hier:
Men vind ‘er, wier papier
Haar toont in een’ volmaakten groei,
Sint Hoofts en Vondels tyd,
Op ’t cierlyxt uitgedyd.

Die vrugtbaarheid houd nog steeds aan,
En zweeft en leeft, vol glans,
In Huydecoper thans,
In Feitama (wiens spelen slaan
d’ Aeloudheid naar de kroon)
In Hoogvliet, Schim en Boon.

De besten van verscheiden aart,
Daar Neêrland roem op draagt,
Wie stof en toon behaagt,
In ’t nette schryn byéén geschaard,
Verquikken hier ’t gezigt
Door verwe, als ’t oor door digt.

Wat toonde Roomes pantheon?
Verdigtsels, anders niet.
’t Zyn wezens, die men ziet
In Amstels Pan Poëticon.
Wie kiest dan niet dit zyn
Voor dien versierden schyn?

Beroemde Geesten aan het Y,
Aan Rhyn, of Maas, of Scheld’
Hoe is ’t, dat gy vergeldt,
Naar heur verdiensten en waardy,
De Roodes milde gunst
Ter eere van de kunst?

De meesten queeten in hunn’ pligt
Zig, yder reeds om ’t beste;
Dies koome ik ook op ’t lest
En offer u myn dankgedigt:
Want zulk een’ Letterkroon
Agt gy den liefsten loon.

De vader Bidloo had voorheen
Vereerd Van Halens vlyt;
Maar, in veel korter tyd,
Ziet gy alreeds, hoe meenigéén
Der braafste Digtren stof
Verschaft heeft tot uw’ lof.

Verheug u nog, De Roode, lang,
In het bespieglen van
Uw fraai vermeerderd Pan,
En in verscheiden lofgezang,
Dat menige edle veêr
Gesteld heeft u ter eer.

Pieter de la Ruë (1735), Arnoud van Halen’s Pan Poëticon Batavûm verheerlijkt, 94-98.