In 1709 verscheen te Utrecht een open ‘Brief aen den Heere Professor Adriaen Reland’. Die brief ging over Nederlandse taalkunde en was geschreven door een kennis van Reland (1676-1718), de koopman-taalkundige Adriaen Verwer (ca.1655-1717). U bestudeert de ‘geleerde Talen’, schrijft Verwer in de inleiding van zijn brief aan de Utrechtse oriëntalist, maar u heeft ook belangstelling voor de studie van de moedertaal. Tijdens een bezoek dat Verwer aan de Utrechtse hoogleraar bracht, had hij beloofd om hem op de hoogte te houden van nieuwe ontwikkelingen op het gebied van de studie van het Nederlands, vandaar deze uitvoerige brief.
De Duitser Zaccharias van Uffenbach (1683-1734) die in 1710 op zijn ‘merkwürdige Reisen’ ook Nederland bezocht, viel het op dat veel Nederlandse geleerden zich uitsluitend bezighielden met hun eigen specialisme, ‘und was dahin nicht dienet, ganz nicht wissen’. Maar voor Reland gaat deze uitspraak niet op. Deze ‘Professor der Oostersche talen in de academie tot Utregt’ was een veelzijdig en productief geleerde, die ook buiten zijn vakgebied actief is geweest. Zo maakte hij bijvoorbeeld naam als Latijns dichter. Zijn ‘lusus poeticus’ Galatea (1701), een gedicht van dertien zangen in de elegische versmaat, werd heel beroemd; het is vaak herdrukt en een aantal zangen werd later ook in het Nederlands vertaald.
Reland heeft interessante bijdragen geleverd op het gebied van de Oosterse taalstudie in Nederland. In zijn Oratio pro lingua Persica (1700) lanceerde hij een opmerkelijk pleidooi voor de studie van het Perzisch. Z’n brede visie op het vak gaf hem een baanbrekende studie over de Islam in de pen, De religione Mohammedica libri duo (1705), waarin hij probeerde om – voor het eerst – een objectief beeld van de Islam te schetsen; daarvoor had hij zelf de Koran bestudeerd. Het boek werd vertaald in het Frans, Duits, Engels, Spaans en ook in het Nederlands (1718); door het Vaticaan werd het prompt op de index gezet. Typerend ook voor Relands brede oriëntatie is zijn Dissertationum miscellanearum partes tres (‘Gemengde verhandelingen, drie delen’, 1706-1708). Deze Oosterse ‘mengelingen’ behelzen beschouwingen over Chinees, Japans, Urdu, Maleis en over de Amerikaanse indianentalen. Maar een voet buiten Nederland heeft Reland nooit gezet. Zijn kennis deed hij gewoon op in zijn studeerkamer.
Verder lezen
Hamilton, A. (1996). ‘Adrianus Reland (1676-1718). Outstanding oriëntalist’, in: Hervé Jamin (ed.), Zes keer zestig. 360 jaar universitaire geschiedenis in zes biografieën. Utrecht, 23-31.
Nat, J. (1929). De studie van de Oostersche talen in Nederland in de 18e en 19e eeuw. Purmerend, 11-21.