MENU
Door Pieter van Wissing

Pieter Leonard van de Kasteele

Jurist en hexametrist

Pieter Leonard van de Kasteele (1748-1810), geboren in Den Haag, was de zoon van een advocaat. Hij voltooide zijn studie rechten te Utrecht op twintigjarige leeftijd en promoveerde drie jaar later. Hij droeg zijn verhandeling op aan Willem V en was destijds dus nog orangist. Na zijn promotie vestigde hij zich als advocaat in Den Haag. Destijds een perfecte standplaats en dito begin op weg naar een succesvolle politieke loopbaan, die zich tussen 1772 en 1809 – met onderbrekingen – voltrok. Van de Kasteele huwde twee keer en had twee kinderen, een zoon en een dochter.

Hij nam ook de tijd om poëzie te schrijven, wat onder meer resulteerde in de verschijning van de meerdelige succesvolle bundel Proeve van Stichtelijke Mengel-Poëzij (Utrecht 1772). Die gaf hij samen met zijn (studie)vriend Hieronijmus van Alphen uit, ‘beiden al vroeg opgeleid tot gemoedlyke bespiegelingen’, schreef een recensent in de Vaderlandsche letteroefeningen.

Van de Kasteele had een jaar later – in 1773 – als amanuensis meteen een belangrijk organisatorisch aandeel in de voltooiing van de nieuwe psalmberijming, maar ook in taalkundig opzicht leverde hij ‘met zijn net gesnedene pen’ bijdragen aan het project.

In 1782 werd hij patriottisch raad en pensionaris van de stad Haarlem, totdat hij daar eind 1787 het veld moest ruimen, toen het stadhouderlijk bewind de politiek-bestuurlijke macht herstelde. De voormalige orangist werd beschuldigd van medeplichtigheid bij de aanhouding van prinses Wilhelmina bij Goejanverwellesluis in dat jaar.

Van_de_KasteeleIn de jaren van onvrijwillige ambteloosheid schreef en vertaalde Van de Kasteele gedichten. In 1790 publiceerde hij zijn godsdienstige Gezangen, drie jaar later gevolgd door het eerste (en enige verschenen) deel van de Gedichten van Ossian, uit het Keltisch van James Macpherson. Deze Engelsman poseerde als ‘ontdekker en vertaler’ van Ossians Keltische teksten, en met vele anderen was Van de Kasteele overtuigd van de authenticiteit. Hij vertaalde Ossian in hexametrische verzen, dat wil zeggen rijmloos, een poging die hij in zijn voorrede verdedigde.

In 1795 verkleurde de politiek weer en nam Van de Kasteele opnieuw plaats op het kussen. Hij zat het stadsbestuur van Haarlem voor en werd afgevaardigd naar de Vergadering van de Provisionele Representanten van Holland (met name voor financiën). Hij werd lid van de Nationale Vergadering en volgde Pieter Paulus na diens dood als voorzitter op. Hij maakte daarna nog een succesvolle carrière in dienst van de Bataafsche Republiek en later het Koninkrijk.

Verguld was Van de Kasteele in 1796 met zijn benoeming tot curator van de Koninklijke Universiteit, die inmiddels ook staatsraad was geworden. Koning Lodewijk Napoleon benoemde de staatsraad enkele jaren voor zijn dood tot commandeur in de Koninklijke Orde van de Unie.

Van de Kasteele publiceerde in 1798 zijn vertaling van de oden van Klopstock en Wieland, maar, zo vroeg een recensent van de Vaderlandsche letteroefeningen zich af, heeft hij zich er niet vertild?: ‘De Vertaler zag zelf zich gedrongen te betuigen, dat des Dichters geestvervoering hem somtyds zo hoog verheft, dat men zyne vlugt niet naöogen kan, maar hem, als onverstaanbaar, moedeloos moest nederleggen.’ Ook de recensent zelf had zijn geest bij verschillende passages ‘geweldig vermoeid’, maar moest uiteindelijk bekennen dat die hem ook duister bleven.

Verder lezen

P.J. Buijnsters (1968), ‘De literaire samenwerking tussen Hieronijmus van Alphen en Pieter Leonard van de Kasteele’, in: TNTL 84, 161-196.

Luc Korpel (1993), ‘P.L. van de Kasteele (vert.): De gedichten van Ossian in ’t Nederduitsch. Amsterdam, J. Allart, 1793. ‘Voorrede’ (pp. i-xxxviii)’,  in: Vertaalhistorie, deel 4, 81-84.

Terug naar de artikelen