MENU

Joannes Antonides van der Goes

Dichter, toneelschrijver en vertaler

Goes 1647 – Rotterdam 1684
Schilder
Arnoud van Halen
Datering
1700 – 1732
Vindplaats
Huidige verblijfplaats Panpoëticon-portret onbekend

Op de Afbeelding van den Heere Joannes Antonides vander Goes.

I.

De Schilderkunst trof dus Antonides, naar ’t leven,
De Goesche Zwaan, die al seen Hemelsch Kunstlicht praalt!
Hij ’t wonder van zijn’ tijdt, daar Vondels Geest uit straalt,
Heeft zelf zijn kunstvuur, kracht en eêl vernuft beschreven,
Met gouden lettren, in zijn grootsche Poëzij.
Hij zong Bellone aan bandt, eer ’t iemant dorst verwachten;
En vloog op vleugels van zijn schrandre kunstgedachten,
Den ganschen Aertkloot rond; om ’t Waereld dwingent IJ
In top te heffen, en zijn’ Stroomgodt te versieren,
Als opperste Monarch, van s’ Waerelds Hooftrivieren.

II.

Hier staat Antonides, Apolloos zoon, verbeelt;
De Goesche Zwaan; wier kunst, en grootsche Maatgedichten
Het al, in houding, zwier en glans, voor zich doen zwichten,
Wat buiten Vondel, door de Dichtkunst is geteelt.
Wie twijfelt, sta zijn oog op ’s Mans geleerde blaren;
Daar klinkt zijn Glorie op verrukkende IJstroomsnaaren.

III.

Dus wort Antonides, de Goesche Zwaan, verbeelt;
In kunst Heldt Vondels Zoon, en Neêrlandts eer, en luister,
De glorie van Parnas, waarin het Dichtvuur speelt,
En straalt met zwier en glans, gelijk een star in ’t duister.
Hij heeft zijn Kunstfaam, in zijn grootsche Poëzij,
Vereeuwigt, met den Lof van ’t Kunst- en scheeprijk IJ.

Joan Vermeulen (1739). Arnoud van Halen’s Pan Poëticon Batavûm verheerlijkt, 175-176.