MENU
Door Riet Schenkeveld-van der Dussen

Dirk Schelte

Een leven op rijm

Niet minder dan 1048 bladzijden telt de bundel Rym-werken van deze Amsterdamse juwelier, taxateur bij de bank van lening, en dichter. In zijn ‘Voor-reden’ noemt hij zelf  zijn boek een ‘warmoesje’, dat ongemerkt aangroeide, ‘even als ’t mos op ’t hout’.  Zowat alles wat hij geschreven heeft, is er in opgenomen, een ‘Traktaatje’ over het avondmaal,  een aantal brieven in rijm en proza, de bekende soorten gelegenheidslyriek als lijkdichten, bruiloftsdichten en geboortegedichten, en dan nog van alles, veel verzen op boeken en op medailles, of gedichtjes waarin gespeeld wordt met verschillende woordbetekenissen. Het gaat niet om grote poëzie en de schrijver geeft dat ook geregeld zelf aan. Huygens was kennelijk zijn lievelingsdichter maar diens niveau haalt hij lang niet. Toch heeft hij al dat werk willen bundelen. Het hielp natuurlijk wel dat zijn zoon Hendrik de uitgever was.

We maken hier kennis met een kring waarin versjes maken kennelijk een geliefd tijdverdrijf was. Schelte (1639-1715) doet het zelf,  maar het boek bevat ook allerlei uitwisselingen van gedichten met vrienden. Zo correspondeert hij op rijm onder meer met ds. Balthasar Bekker, befaamd bestrijder van het bijgeloof,  die zich hier van een olijker kant doet kennen, maar ook met de dichteres Cornelia van der Veer. Zakenrelaties worden eveneens met poëzie bedacht en een van hen vindt dat kennelijk zo leuk dat hij om nog  een versje vraagt. De werving om zijn tweede vrouw komt hoofdzakelijk via poëzie tot stand. En de hele familie dicht graag, tot de kleintjes toe. Zoontje Loduwyk schrijft vanuit zijn kostschool:

Paatje , ‘k schryfje zonder jokken,
’s Winters vliegen witte vlokken,
Ieder heeft nu twee paar zokken,
Heintje, loof ik, krygt de pokken.

Zijn vader stuurt hem als antwoord een rijm van 18 regels toe, allemaal eindigend op -okken.

Zo geeft het boek een zeldzaam en verrassend inkijkje in het burgerbestaan. De inhoud van al die teksten is wonderlijk gevarieerd. Schelte doet bijvoorbeeld uitgebreid verslag van een poging tot diefstal toen hij alleen aan het wandelen was, maar ook voor cadeaus wordt bedankt en uitnodigingen worden verstuurd, vaak op rijm en soms oubollig van toon, of zelfs grof, maar dat is dan duidelijk leutig bedoeld en dat wordt de ontvangers wel duidelijk gemaakt.

De ongebruikelijke toevoeging van 22 bladzijden registers, per afdeling uitgesplitst,  heeft ongetwijfeld te maken met de gebruikskant van het boek. Iedereen die in Scheltes bundel staat – en dat zijn nogal wat mensen – kon zichzelf opzoeken en zich nog eens verlustigen in het contact met deze vrolijke maar ook vrome kwant. Hij was tenslotte ook ouderling in de gereformeerde kerk en in een van zijn gedichtjes vertelt hij dat hij, bij afwezigheid van een diaken, ook het collectezakje heeft gehanteerd. Natuurlijk, de diaken geeft ook weer een berijmd antwoord.

Toch is het  niet allemaal pret. Het boek begint niet voor niets met een afdeling ‘Zede-lessen’ met een eigen register,  waarin naar veel vrooms en leerzaams verwezen wordt.

 

Verder lezen

E.K. Grootes e.a (ed.), 2006. `Huwelijksleven’. In: Vreugde en verdriet in kleine kring (Griffioen).

Terug naar de artikelen