MENU
Door Sofie Moors

Jacob Lescailje

Schouwburgdrukker en dichter

Boekverkoper, uitgever en dichter Jacob Lescailje (ook: Lescaille) (1611-1679) was de zoon van Geneefse ouders, die omwille van geloofsperikelen de stad waren ontvlucht. Ze vestigden zich in Dordrecht, waar Jacob op 22 augustus 1611 werd geboren. Later trok Lescailje naar Amsterdam waar hij bij de bekende drukker Willem Blaeu (1571-1638) in de leer ging. Vanaf 1643 zou hij zelfstandig een carrière starten als drukker. Tussen 1643 en 1648 kreeg hij voornamelijk opdrachten van uitgevers met een voorliefde voor literatuur en toneel, zoals Abraham de Wees, Jan Jacobsz. Schipper en Joost Hartgersz.

Na de dood van zijn eerste vrouw Geertruyt hertrouwde hij in 1645 met Aeltje Verwou, de weduwe van een Amsterdamse drukker, met wie hij het bedrijf, gevestigd op de Middeldam op de Vismarkt, zou voorzetten. Het koppel specialiseerde zich in toneelstukken en dichtkunst. Hoewel literair werk doorgaans geen groot geld opbracht, zag Lescailje toch een gat in de markt. Hij gaf populaire titels uit van onder meer Hooft, Vondel en Jan Harmensz. Krul.

Zijn carrière maakte pas echt een sprong toen hij in 1657 de vaste drukker van de Amsterdamse Schouwburg werd. Hij drukte zo goed als alle stukken die er in première gingen, dat waren er tussen 1657 en 1679 bijna honderd. Hij gaf voornamelijk titels uit die nog niet in het Nederlands beschikbaar waren en kwam daarvoor in contact met vertalers als Claude de Grieck, Joan Blasius en Isaac Vos. Drie andere vertalers, Adam Karelsz. van Germez, Jan Lemmers en Adriaan Bastiaansz. de Leeuw, werkten zelfs exclusief voor Lescailjes drukkerij.

De Schouwburg bracht hem ook in contact met de Amsterdamse toneelauteur Jan Vos, van wie hij de vaste uitgever werd. Lescailje verzamelde Alle de Gedichten van Vos, die hij in twee delen uitgaf (1662, 1671). In de uitgave van 1662 verraadde Vos dat Lescaille bijziend was:

Aen Jakob Lescaille, toen hij klaagde dat hij niet meer ver kon zien

Gy zyt byzienden en verzienden, kan dat weezen?
Verzienden mannen zijn byzienden door veel leezen.

Naast een belezen schouwburgdrukker, was Lescailje ook dichter. Hij werd zelfs door Philipp von Zesen tot ‘Poëta Laureatus’ gekroond en met een wapen vereerd. Toen in februari 1672 de drukkerij van Willem Blaeu in Amsterdam afbrandde, zou zijn oeuvre verloren zijn gegaan. Of zijn poëzie werkelijk in vlammen opging, is niet zeker. Zijn dochter, de bekende dichteres Katharina (1649-1711) die later met haar zus Aletta de zaak van haar vader overnam, schreef een gedicht over de brand in de drukkerij van Blaeu waar haar vader volgens een notariële akte in die tijd ‘opsiender’ was, maar ze vermeldde niets over een verlies van haar vaders werk. Hoe het ook zij, om ons een beeld te vormen van Lescailjes dichtwerk, zijn we aangewezen op bloemlezingen en verzamelbundels die werk van hem opgenomen hebben. We vinden nog gedichten in Den Amsterdamsche Pegasus (1627), Den Bloemkrans van verscheidene Gedichten (1659) en in de Hollantsche Parnas (1660). Misschien zijn de ‘Liedjens’ door J.L. in Apollo’s Harp (1658) ook van zijn hand, aangezien hij vaker werk ondertekende met die initialen, net als met zijn devies ‘Perseveranter’ en ‘Mijn glas loopt ras’. Maar zijn reputatie ontleende Lescailje toch vooral aan zijn positie als uitgever van vertaalde buitenlandse toneelstukken. Met zijn literair-theatraal netwerk creëerde hij zo de eerste afzetmarkt voor vertaalde drama’s.

Verder lezen

E.M. Grabowsky, 1991. Op zoek naar de ware Jacob: een biografisch en bibliografisch onderzoek naar de Amsterdamse drukker, boekverkoper, uitgever en dichter Jacob Lescaille (1611-1679), Doctoraalscriptie Universiteit van Amsterdam.

M.J.E. Sanders 1959. ‘Philipp von Zesen en Jacob Lescaille’, in: Amstelodamum, 181-183.

Maria J.E. Sanders, 1960. ‘De familie Lescaille’, in: Amstelodamum, 60-67.

Terug naar de artikelen