MENU
Door René van Stipriaan

Marcus van Vaernewijck

De vergeten chroniqueur

De samensteller van het Panpoeticon Batavum was een onversneden nostalgicus: het verleden is hem dierbaar, de grote daden, de mooie gedachten en de vlijmscherpe versregels moeten in ere worden gehouden. De ware liefhebber heeft het recht om zich te spiegelen in de bewezen grootheid van alle belangrijke dichters tot dan toe. Het Panpoëticon als Pantheon.

Ten minste één keer is het Panpoeticon ook profetisch. Want waarom kwam de Gentse rederijker Marcus van Vaernewijk (1518-1569) erin voor? Waarschijnlijk vanwege zijn geschiedwerk: Historie van Belgis, dat regelmatig herdrukt werd, voor het laatst in 1784 en 1829. Daarnaast was hij een ijverig dichter maar niet iemand die opviel, behalve misschien door zijn geldingsdrang. Hij liet regelmatig een werk drukken, en dat deden niet veel rederijkers.

In 1869, toen het Panpoeticon al uiteen was gevallen en in stukjes en beetjes door Europa zwierf, kwam het bewijs dat Van Vaernewijck zijn plaats in dit Walhalla wel degelijk verdiende. In Amsterdam werd van hem een lijvig manuscript geveild, dat inmiddels grote faam kent onder de titel Van die beroerelicke tijden in die Nederlanden, een verslag uit de eerste hand van de meest revolutionaire periode uit de Nederlandse geschiedenis, de jaren 1566 tot en met 1568. De Universiteitsbibliotheek van Gent werd de nieuwe eigenaar. De jaren daarop verscheen de volledige tekst in druk in vijf stevige delen. Het was alsof er een sluier werd weggetrokken over een tijdgewricht waarover zoveel gekleurde en eenzijdige berichtgeving de ronde deed. Ook Van Vaernewijck was partijdig, want katholiek en trouw aan het Spaanse gezag. Maar hij keek ook rond met een nieuwsgierige, bijna journalistieke blik, en nam waar hoe in de opwinding van de hagepreken, de beeldenstorm en alle heftige gebeurtenissen die daarop volgden, veel mensen heel gemakkelijk het hoofd verloren.

De wereld die Van Vaernewijck beschreef was even geheel van haar ankers geslagen. Hij zag hoe slimme predikanten gebruik maakten van de goedgelovigheid van de bevolking. De lucht was zwanger van nieuws: liedjes, vlugschriften en geruchten konden de sfeer elk moment explosief maken. Van Vaernewijck zag het voor zijn ogen gebeuren en schreef erover. En dan blijkt dat hij minder volgzaam en traditioneel is dan op grond van zijn andere teksten mocht worden vermoed. Van Vaernewijck was zich goed bewust van de misstanden in zijn eigen kerk. Er moest iets gebeuren. Maar in vredesnaam geen Beeldenstorm. Via Van Vaernewijcks ogen zijn we getuige van het in veiligheid brengen van Van Eijcks altaarstuk Het Lam Gods uit de Gentse Sint-Baafs, reeds twee dagen voor de Beeldenstorm begint. Als gematigde burger zal hij wellicht ook iets aan het behoud van dit meesterwerk hebben bijgedragen. Daarom is het zo sneu dat zijn eigen portretje in het Panpoeticon al heel lang spoorloos verdwenen lijkt.

Verder lezen

W. Waterschoot, 1995-1996. ‘De rederijkerskamers en de doorbraak van de reformatie in de Zuidelijke Nederlanden.’ In: Jaarboek ‘De Fonteine’ 45-46.

Koen Lamont, 2005. Het wereldbeeld van een zestiende-eeuwse Gentenaar Marcus van Vaernewijck.

Terug naar de artikelen